Hier, in een van de meest westelijke puntjes van Duitsland, stond tot 1972 een boswachterswoning. Deze woning is voor veel Joden de deur geweest naar de vrijheid. Zij werden hier immers kort opgevangen en naar de andere ‘oever’ geholpen door boswachtersvrouw Luise Rausch. Zonder medeweten van haar man Gustav.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog begint boswachtersvrouw Luise Rausch in haar boswachterswoning een klein pension, prachtig gelegen aan de glooiende rand van het Reichswald en met uitzicht op Nederlandse akkers en weiden. Groesbeek ligt op een steenworp afstand.
Boswachter Gustav Rausch weet echter niet dat zijn vrouw en dochter al sinds de Reichskristallnacht op 9 november 1938 regelmatig Duitse Joden onderdak bieden. Dat is de beruchte nacht waarin vele synagogen en joodse winkels in vlammen opgaan en het leven van de Joodse bevolking steeds zwaarder wordt in Duitsland. Veel joden wachten de ontwikkelingen niet af en proberen met hun gezinnen te vluchten naar het vrije Nederland. Maar in Nederland worden Joodse vluchtelingen op dat moment niet meer toegelaten en wie betrapt wordt kan terug gestuurd worden.
Op hun risicovolle vlucht naar vrij gebied zijn ze afhankelijk van de goedheid van de medemens en moeten ze er vaak maar op vertrouwen dat zij hun lot in de goede handen leggen. Zij die het tot hier aan de rand van het Reichswald halen, hebben in Luise en Lotte twee engelen die hen soms enkele dagen opvangen, van eten voorzien en ’s nachts de grens over helpen naar de boerderij van Henk en Maria Kerkhoff. Daar zijn ze in ieder geval weer vrij.
In de zomer van 1939 gaat het mis en wordt Luise een week vastgezet in de gevangenis van Kleve. Kaalgeschoren wordt ze weer naar huis gestuurd. Als strafmaatregel wordt haar man Gustav, die van niets wist, op 31 augustus 1939 overgeplaatst naar Krefeld. Daar sterft hij vijf maanden later al op slechts 63 jarige leeftijd.