In de 19e eeuw was Aalten het centrum van de hoornindustrie. Van uit Azië of Zuid-Amerika geïmporteerde buffelhoorns werden hier in eerste instantie pijpen, kammen, seinfluitjes, naaldenkokers en messenheften gemaakt. In een latere periode verschoof het accent naar de productie van knopen. Na de Tweede Wereldoorlog, met de intrede van kunststof en massaproductie verdween deze industrie uit Aalten. Er rest slechts een tentoonstelling in de Aaltense musea.
Duitse pijpen
Het ontstaan van de hoornindustrie in de Achterhoek heeft geen bepaalde reden. Het was in de negentiende eeuw gebruikelijk dat ondernemende jonge mannen „auf Wanderschaft” gingen. Zij gingen in Duitsland ervaring opdoen in verschillende bedrijfstakken. Zo kwam Aaltenaar Berardus Gerardus Vaags terecht bij een Duitse hoorndraaier. Dit vak trok hem en hij bekwaamde zich erin. Toen hij in 1855 terugkwam in Aalten, startte hij hier zijn eigen bedrijfje. Hij kocht een voetdraaibank en importeerde via de in Duitsland opgedane contacten de buffelhoorns om ze erna te bewerken. Zijn belangrijkste product was de Duitse tabakspijp. Dat wil zeggen, de onderdelen van dit soort pijpen die uit hoorn bestonden.
Kammen
Aan het eind van de 19e eeuw verschoof het accent van de hoornverwerking naar de productie van kammen. Ook het productieproces verschoof – het ging dankzij de aanschaf van stoommachines van handwerk naar een industrieel proces. Helaas had de verwerking van de hoorns ook negatieve aspecten: het bracht veel stof en stank met zich mee. De arbeidsomstandigheden waren slecht en het vele stof leidde tot gezondheidsproblemen bij de werknemers. De Aaltense kammenindustrie bleef bestaan tot 1932. Op andere plekken in het dorp verwerkte men de buffelhoorns tot luxere artikelen zoals snuifdoosjes, naaldenkokers en seinfluitjes. Maar ook wandelstokken, asbakken, messenheften, servetringen en briefopeners.
Knopen
De knopenproductie is misschien wel de belangrijkste tak van de hoornverwerking. Willem Te Gussinklo stichtte hier de eerste knopenfabriek van Nederland. De knopen werden er één voor één gemaakt. Daarvoor werd een staaf uit de buffelhoorn gezaagd, met ongeveer de middellijn van de te maken knopen. Vervolgens in plakjes gesneden ter grootte van de knopen. Erna volgde het polijsten om de knopen glimmend te maken. Dure knopen ondergingen een extra bewerking bij het polijsten. En door zoutzuur of waterstofperoxyde te gebruiken, kon de kleur van de knopen worden aangepast. Na de Tweede Wereldoorlog liep de productie van knopen uit hoorn terug – kunststof nam de plek van hoorn in. Het leidde ertoe dat in 1976 Dutch Button Works, deze laatste tak van hoornverwerking, zijn deuren sloot.