Onder de grond van Nijmegen-West gaan de resten verscholen van een complete Romeinse stad. In het noorden van deze stad lagen belangrijke openbare gebouwen, zoals een grote tempel en de openbare thermen (badgebouwen). In 1992 kregen we een glimp van deze thermen te zien.
Thermen
In 1992 vonden archeologen bij de aanleg van een loods voor de Honigfabriek de resten van een vloerverwarming (hypocaustum). De vloer hoorde bij het warmwaterbad van een groot badgebouw. Omdat zulke badgebouwen volgens een vast patroon werden gebouwd, weten we dat het hele complex zich uitstrekte over een oppervlakte van circa 90 x 90 meter. Daarmee was dit veruit het grootste thermencomplex van heel Nederland.
Gebruik
De thermen bestonden uit verschillende onderdelen. Behalve een ruimte met warmwaterbad (caldarium) was er ook ruimte met een lauwwaterbad (tepidarium), een koudwaterbad (frigidarium) en een zweetruimte (sudatorium). Je kon je ook laten masseren en een hapje eten en drinken. Daarnaast vond je er ook omkleedruimten, openbare wc’s, een sportveld, een openluchtbad en soms zelfs een bibliotheek. Het lijkt veel op een tegenwoordige sauna of wellness centre. Ook de Arabische hammam is vergelijkbaar met de Romeinse thermen.
Sociaal
De thermen stonden open voor iedereen. Doorgaans kon je er terecht vanaf het middaguur tot in de avond. Mannen en vrouwen baadden meestal gescheiden: vroeg in de middag de vrouwen, daarna de mannen. De thermen waren vooral in trek bij de gegoede burgerij. Hier ontmoette men elkaar om de politiek te bespreken en de laatste roddels uit te wisselen. Romeinen in de hogere klassen waren erg gesteld op hygiëne en lichaamsverzorging. De thermen hadden om die redenen ook een belangrijke plaats in de maatschappij.