Zaltbommel was in de Middeleeuwen een belangrijke stad. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog weerstond het verschillende belegeringen van de Spanjaarden. De beroemdste inwoner van Zaltbommel was Maarten van Rossum, de beruchte veldheer van hertog Karel van Gelre. Het Maarten van Rossumhuis biedt een kijk in de geschiedenis van de stad.
Bommel
In de Middeleeuwen ontstonden juist langs grote rivieren de belangrijkste handelssteden zoals Tiel, Utrecht, Deventer en Nijmegen. Pas veel later, vanaf de 16e eeuw, is die rol overgenomen door steden in Holland. De eerste vermelding van Zaltbommel, toen Bomela geheten, dateert al uit 850. In 999 kreeg de plaats tolrecht en muntrecht en groeide uit tot een belangrijke handelsplaats. Als bekroning daarvan kreeg de stad in 1231 stadsrechten.
Maarten van Rossum
De beroemdste inwoner van Zaltbommel is ongetwijfeld Maarten van Rossum, die hier rond 1478 werd geboren. Maarten van Rossum werd beroemd en berucht als veldheer van de laatste Gelderse hertog, Karel van Gelre. In dienst van Gelre veroverde hij de stad Utrecht, hield plundertochten in Brabant en Holland en bedreigde zelfs Den Haag en Antwerpen. Van Rossum had verschillende bezittingen, waar onder Kasteel De Cannenburgh in Vaassen en het Duivelshuis in Arnhem. In Zaltbommel liet hij in 1535 een stadskasteel bouwen, dat tegenwoordig onderdak biedt aan het Maarten van Rossummuseum.
Tachtigjarige Oorlog
Veertig jaar later, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, koos Zaltbommel al snel de kant van de Geuzen en de Oranjes. Dat was uiteraard tegen de zin van de Spanjaarden, die de stad belegerden in 1574 en 1599. Maar de stad hield stand. In de eeuwen daarna is de stad niet buitensporig meer gegroeid, maar heeft daardoor wel zijn middeleeuwse sfeer kunnen behouden. Zo staat een groot deel van de stadsmuren nog steeds overeind.