Het Speulderbos bij Drie lijkt wel een ‘oer-woud’ met zijn knoestige, groenbemoste eiken en halfvergane stammen. Dat hier ook ‘oer’-bewoners hebben geleefd, blijkt uit de vele grafheuvels in de omgeving. In het Speulderbos ligt het Solse Gat, een met legendes omgeven kuil die stamt uit de ijstijd.
Grafheuvels
Rond het huidige dorpje Drie zijn vele grafheuvels gevonden. Ongeveer 2800 voor Chr. werden overledenen begraven in een eenvoudige kuil. Ze werden neergelegd met opgetrokken benen mannen op hun linkerzijde, vrouwen op hun rechter, met het gezicht naar het zuiden. De kuil werd afgedekt met een heuvel van plaggen en zand. Bijna tweeduizend jaar bleef dit de meest gangbare manier van begraven.
Het Solse Gat
In het Speulderbos ligt het Solse Gat, een grote leemkuil tussen de heuvels. Het is ontstaan als een pingoruïne, een grote klomp ijs in de bodem die na het smelten een grote krater achterliet. Maar volgens een Gelderse sage is het gat op een heel andere manier ontstaan: ‘Lang geleden stond hier een machtig klooster. De kloosterlingen gedroegen zich overdag als brave monniken maar ontpopten zich ’s nachts als ware duivelsaanbidders. Dan werd de zwarte mis gelezen en bezochten de duivel, heksen en geesten het eens zo vrome oord. Men dronk wijn uit emmers, er werd geschranst en gedanst en gevloekt tot het krieken van de dag.
Zo leefden de Solse monniken vele jaren in zonde tot midden in de kerstnacht een hevige winterstorm over de Veluwe raasde, gevolgd door een enorme donderslag. De volgende ochtend, op Eerste Kerstdag, gingen nieuwsgierige dorpelingen op onderzoek uit. In het Speulderbos op de plek van het klooster was een ijzingwekkend diepe kuil ontstaan. De aarde had zich geopend en het hele klooster verzwolgen als straf voor het liederlijke gedrag van de kloosterlingen. Sinds die tijd horen voorbijgangers rond middernacht vreemde geluiden uit de diepte van het Solse Gat. Het zijn de klokken van het verzwolgen klooster die onregelmatig beginnen te luiden.’
“