Aan de oostrand van Putten ligt Landgoed Schovenhorst. Dit enorme landgoed was bedoeld als een bomenlaboratorium. Stichter J.H. Schober liet boomzaden uit alle delen van de wereld komen om te onderzoeken of ze op de Veluwe konden groeien. Op het landgoed zijn bovendien veertien grafheuvels uit de bronstijd teruggevonden.
J.H. Schober
Advocaat Schober was een verlichte geest die zich ook graag bezighield met grote nationale vraagstukken als de economische ontwikkeling. De woeste Veluwse grond moest volgens hem een bron van welvaart worden door er bosgrond van te maken. In 1848 kocht hij daarom voor ruim duizend gulden een stuk heide van de gemeente Putten. Binnen een halve eeuw was zijn initiatief zo succesvol dat hij er in binnen- en buitenland veel opzien mee baarde.
Staatsbosbeheer
Schober pleitte voor de oprichting van een overkoepelende organisatie die op nationaal niveau de ontginning van de woeste grond zou aanpakken. In 1888 werd de Nederlandsche Heidemaatschappij opgericht waarvan hij commissaris werd. In dezelfde lijn lag zijn pleidooi voor staatsbemoeienis met de bosbouw dat in 1899 resulteerde in de oprichting van Staatsbosbeheer. Zijn schoonzoon en opvolger dr. J. Th. Oudemans zag in dat de woeste natuur ‘misschien geen nut had maar wel mooi was’. Hij sloot zich aan bij de groep mensen die in 1905 de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten oprichtte. Het Speulder- en Sprielderbos werden door zijn bemoeienis niet ontgonnen maar kwamen in 1918 in handen van Staatsbosbeheer.
Grafheuvel
Het landgoed Schovenhorst kent een aantal bomentuinen waarin boomsoortcollecties per landstreek uit de hele wereld zijn samengebracht. Daaromheen ligt een bos waarin 14 wettelijk beschermde grafheuvels uit de bronstijd te vinden zijn. In een van die grafheuvels is rond 1893 een bronzen zwaardje gevonden dat aan een overledene als grafgift is meegegeven. Het zwaard stamt uit de periode van 1600-1400 voor Chr. en is in het streekhistorisch museum ‘De Tien Malen’ op het landgoed te bezichtigen.