Na de mislukte Slag om Arnhem wordt de Over-Betuwe frontgebied. De Duitse bevelhebber Harmel richt hierop zijn hoofdkwartier in, in het middeleeuwse kasteel Doornenburg. Geallieerde bombardementen verwoesten in 1945 de hoofd- en voorburcht, de restanten bliezen de Duitsers op.
Doornenburg
Duitse vernielingen en geallieerde bombardementen laten in Doornenburg bijna geen gebouw onbeschadigd en er vallen veel burgerslachtoffers. De gevolgen voor de bevolking zijn dramatisch. Gewonden vonden verpleging in het nonnenklooster, de pastorie en op het kasteel. Daar was een Rode Kruispost ingericht die onderdak bood aan ruim 150 mensen, de bewoners, onderduikers, bejaarden, gewonden en vluchtelingen. Pastoor Wiegerinck houdt een dagboek bij.
Zware bombardementen
Op 2 oktober 1944 voerden de geallieerden zware bombardementen uit op het bezette Doornenburg met als gevolg vele dodelijke slachtoffers. De stellingenoorlog die begin oktober begonnen was, bracht een evacuatiestroom op gang. Op 7 oktober gelastten de Duitsers de evacuatie van de inwoners van Doornenburg. De Duitse bezetters hebben tot maart 1945 het kasteel in handen gehad. In januari 1945 verwoestten geallieerde bommenwerpers een deel van het kasteel en in maart maken Typhoons van de hoofd– en voorburcht een ruïne. Wat er nog stond werd daarna opgeblazen door de Duitsers.
Na februari 1945
In februari 1945 zetten de geallieerden een definitieve aanval in richting Duitsland. Die resulteerde uiteindelijk in de Rijnoversteek in maart 1945. Op 2 april waren de Overbetuwse plaatsen bevrijd van de bezetters. Na 1945 nam de Stichting tot Behoud van den Doornenburg het besluit om het kasteel voor de tweede keer te restaureren.