Middeleeuwen en Hertogdom Gelre
Gelderland, of Gelre zoals onze provincie in de middeleeuwen werd genoemd, was het aanzienlijkste vorstendom van de Noordelijke Nederlanden. Het was van 1339 tot 1581 een hertogdom en werd altijd als eerste in het rijtje van vorstendommen/provincies genoemd. Alle periodes van de vroege tot de late Middeleeuwen hebben in Gelderland hun sporen nagelaten. Gelderland heeft niet alleen de meeste middeleeuwse steden, maar ook de meeste kastelen van Nederland.
Ringwalburgen
In de vroege middeleeuwen lag onze provincie op de rand van het Frankische Rijk en het land van de Saksische stammen. Onder Karel de Grote werd ook het Saksenland bij het rijk ingelijfd. Koning Karel liet een palts bouwen op het Valkhof in Nijmegen, waar hij veel verbleef. Missionarissen trokken het Saksische gebied in om de bevolking te bekeren tot het Christendom. Lokale machthebbers legden versterkingen aan, zoals de ringwalburgen bij Doorwerth (Duno) en het Uddelermeer (Hunneschans). De grootste versterkingen werden gebouwd in de periode van Vikinginvallen, zoals de versterkingen in Elten en Tiel en de grote ringwalburg van Zutphen. Motteburchten (versterkingen op al dan niet kunstmatige heuvels) ontstonden vanaf het jaar 1000, zoals op het Montferland, Bronckhorst en Mergelpe bij Nijmegen. Ze vormen het startpunt van de ontwikkeling van het laatmiddeleeuwse kasteel.
Hertogdom Gelre
In de 11e eeuw ontstond het graafschap Gelre. De naam Gelre stamt van de stad Geldern, nu gelegen in de Kreis Kleve, ca. 20 km ten noordoosten van Venlo. Volgens een legende zouden twee broers bij Geldern een draak hebben verslagen die als laatste doodskreet ‘Gelre, Gelre’ uitsloeg. Op die plaats bouwden zijn het stamslot van de latere graven. In 1138 werd dat graafschap door huwelijk verbonden met het graafschap Zutphen. Vanaf dat moment wisten de graven van Gelre en Zutphen in een eeuw tijd een territorium aan zich te binden dat we nu als onze provincie herkennen. In 1339 ‘promoveerde’ Gelre tot hertogdom. Het hertogdom Gelre was in de late middeleeuwen één van de belangrijkste politieke machtsblokken in Noordwest-Europa, veel aanzienlijker dan bijvoorbeeld het graafschap Holland. Gelre bestond uit vier gebiedsdelen (kwartieren) met Nijmegen, Arnhem, Zutphen en Roermond als hoofdsteden. Het grondgebied van het hertogdom bestreek vrijwel de gehele huidige provincie Gelderland maar ook flinke delen van Noord- en Midden-Limburg en aangrenzende gebieden in Duitsland.
Kastelen en steden
Vanaf de 12e eeuw veranderde de maatschappij door de opkomst van de steden. Er ontstond een hele nieuwe bevolkingsgroep van handelaren en vrije burgers. Nijmegen en Zutphen hadden al eerder een stedelijk karakter maar vanaf 1200 ontstonden nieuwe steden als Doesburg, Doetinchem, Lochem, Harderwijk, Wageningen, Hattem en Elburg. De graaf/hertog en de edelen lieten op het platteland grandioze kastelen bouwen. De Doornenburg, Hernen, Cannenburgh, Loevestein, Ammersoyen, Den Wildenborch en Huis Bergh zijn daar indrukwekkende voorbeelden van. Tussen 1450 en 1530 beleefde Gelre een culturele en politieke ‘Gouden Eeuw’. De machtigste hertog die Gelre ooit had was Karel van Egmond. Met succes wist hij de zelfstandigheid van Gelre en Zutphen te bevechten tegen de ‘supermacht’ Habsburg van keizer Karel V. Niet lang na zijn dood in 1538 worden het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen in 1543 alsnog door keizer Karel V ingelijfd bij de dan 17 Verenigde Nederlanden binnen het Habsburgse Rijk. De Gelderse middeleeuwen zijn dan voorgoed voorbij.